Groenstrook

Biologische plaagbestrijding

Bij plaagbestrijding denkt men al gauw aan ziekte- of pijnbestrijding bij mensen. Maar dit betreft plaagbestrijding in en boven de grond. Het is belangrijk voor gezonde grond om dit zonder gif, op biologische wijze te doen.

Bodemplagen

Taxuskever, engerlingen, emelten en andere bodeminsecten kunnen veel schade toebrengen aan sierplanten, groenteplanten, fruit of gras. Dit gebeurt ondergronds door aantasting (eten) van de wortels, waardoor de plant ziek wordt en kan afsterven. De neushoornkever is een veel geziene plager in de mesthoop. De engerling is een eiwitbron voor vogels, zoals de roek, en kraai.

Maar ook de mol, egel en das zijn dol op engerlingen. Emelten zijn de larven van de langpootmug. Emelten vreten aan de jonge aanwas van het gewas. Bestrijding hiervan: ’s avonds een plasticzeil over de plek, en de volgende morgen vindt je de emelten in groten getale eronder.

Plagen bovengronds

Bladluizen kunnen een scala aan planten in (moes-) tuinen aantasten. Ook scheiden bladluizen suikers af (honingdauw), waardoor planten, vruchten maar ook bijvoorbeeld auto’s die onder een boom staan vies en plakkerig kunnen worden. In tuinbouw, boomkwekerijen, moes- en siertuinen komen ook plagen zoals spint, rupsen, trips en wantsen voor die planten beschadigen.

Bovengrondse plagen kunnen worden bestreden met larven van lieveheersbeestjes en gaasvliegen, roofmijten en roofwantsen, sluipwespen, en met aaltjes (nematoden) in een speciale gel.

Biologische bestrijders

Enkele biologische bestrijders zijn nematoden (microscopisch kleine aaltjes), het lieveheers- beestje, en de roofmijt. Het lieveheersbeestje kan goed ingezet worden voor de bestrijding van luizen, denk aan de kastuinbouw.

Teken zijn zelfs een gevaar voor de mens en kunnen de zeer ernstige ziekte van Lyme veroorzaken.

De processierups, die afkomstig is uit het Middellandse Zeegebied, zet zich uitsluitend af op eikenbomen. De koolmezen hebben ze leren eten, en voeren hun jongen hiermee.

Een rups heeft 500.000 haartjes, die zelfs 8 jaar actief blijven, blijkt uit afgravingen.

Zij worden bestreden met aaltjes (1e behandeling en een latere 2e behandeling vanwege het uitkomen van latere eitjes) en vervolgens, als zij volwassen zijn , door afzuigen.

Biologische plaagbestrijding is dus zonder gif goed mogelijk.

Zelf aan de slag? Zie bijvoorbeeld www.onkruidvergaat.nl

Cor Mulder (Milieuraad Zwolle)

Terug naar de vorige pagina